Historie
De oorsprong
De Zweedse Lappenhond, de “Lapphund” is, zoals de naam al doet vermoeden een van de nationale rassen van Zweden. In Zweden wordt hij ook wel “Lap dog, Lapponian of Lapphund” genoemd. Het woord “‘Lapp” betekent (volgens Hellqvist’s etymologisch woordenboek) “iemand die leeft in de noordelijke wildernis”.
De lapphund was van oorsprong een jachthond, pas in de 17de eeuw werd hij gebruikt voor het hoeden van de rendieren. De Samen hadden in die tijd kleine groepen rendieren die hoofdzakelijk werden gebruikt als fok- en last dieren. Pas later zijn zij rendieren in grotere groepen gaan houden, waarbij de Lapphund zeer bruikbaar bleek voor het bij een houden van de kudde. Als jachthond voldeed hij tegelijkertijd door op wolven, beren, maar ook klein wild als marters en eekhoorns te kunnen jagen, wat een bruikbare bron van inkomsten was. De huiden werden verkocht en het vlees was voedsel voor mens en dier, en de kudde bleef gespaard. De lapphund is dus een zeer veelzijdige hond die altijd nauw met de mens heeft samengewerkt of dat nu jacht, bewaking of hoeders werk was, waardoor deze hond voor de Samen altijd zeer waardevol is geweest.
De Lapphund is uitermate geschikt voor het koude klimaat en heeft een enorm uithoudingsvermogen, de uitgestrektheid van de Noordelijke streken verlangden een hond die lange tijd vele kilometers moest kunnen lopen. Door zijn enigszins vierkante bouw, middelmatige hoogte en gespierde lichaam was hij daartoe goed in staat. De dubbele zwarte vacht, waarvan de bovenvacht enigszins stug aanvoelt, beschermd hem tegen regen en sneeuw, terwijl de wollige ondervacht hem de warmte verschaft die nodig is voor de extreme weersomstandigheden van het hoge noorden. Tegelijkertijd isoleert de vacht in de zomermaanden tegen de hete zon.
Ondanks dat de Lapphund, volgens archeologische vondsten, al 7000 jaar geleden voorkwam in Zweden is de Svensk Lapphund pas in het begin van de vorige eeuw in Zweden en in 1944 bij de FCI geregistreerd.
Na de 2de wereldoorlog was de populatie van de Svensk Lapphund zeer klein. De Finnen en de Zweden hebben toen het initiatief genomen om het ras te inventariseren en te standariseren. Veel honden, die de oorlog hadden overleefd, waren nog in het bezit van de Sami. Door verschillen in inzichten over verschillende types zijn toen de twee rassen ontstaan die we nu kennen: de Svensk Lapphund en de Finnisch Lapphund of wel de Lapinkoira.
De Lapphund nu
De Lapphund heeft in Zweden een goede populatie.
Daar de Lapphund van oorsprong een ras is dat altijd hard heeft moeten werken zal hij als huishond ook de nodige afleiding en activiteiten moeten krijgen anders kan hij zich ontwikkelen tot een nerveuze hond die zijn energie niet kwijt kan. Net als meerdere rassen uit de spitshondengroep kan ook de Lapphund zijn stem goed gebruiken, dit is in de opvoeding goed te sturen, daar het een intelligent ras is.
Hij heeft een goede “will to please” en is nu in Zweden een populaire hond voor obedience en agility training. Ondanks dat hij gemakkelijk te trainen is, vriendelijk en toegewijd aan zijn bazen, is hij ook ongelooflijk eigenwijs, en doet de dingen graag op zijn eigen manier. Hij voelt zich het beste als hij niet in een strak keurslijf hoeft te lopen. Zijn liefde voor zijn bazen en speciaal voor kinderen maakt hem een fijne familiehond.
Volgens de standaard is de Lapphund een middelgrote hond, iets langer in lichaam dan in hoogte. Zijn ideale hoogte is 48 cm voor een reu (+/- 3 cm) en 43 cm voor een teef (+/- 3 cm). Hij is levendig, alert, vriendelijk en toegewijd.
Een typische spitshond met dubbele vacht die waterafstotend is en hem voldoende warmte geeft om extreme kou te doorstaan, recht op staande beweeglijke oren en de staart gekruld over de rug. Zijn vacht is zwart of “berenbruin” (een witte aftekening is toegestaan), waardoor hij goed te zien is in de lange maanden van sneeuw in het hoge noorden.